Beschrijving

Het gebeurt regelmatig dat we in de kerk klassen leerlingen op bezoek krijgen.
Dan geven we wat uitleg over hoe het hier gaat. En uiteraard mogen er ook
veel vragen gesteld worden. Dat gaat van: waarom zie ik hier geen beelden en
wat is die kom daar vooraan tot – een vraag die altijd terugkomt – wat is dat
daar? (ik wijs naar de collectezakken). Die stok met een zwarte fluwelen zak
aan spreekt enorm tot de verbeelding. Want wanneer ik dan heb uitgelegd dat
daarin geld wordt gecollecteerd – naast het digitale systeem – dan komt ook
altijd diezelfde vraag terug: “en wat als je daar iets uithaalt in plaats van er iets
insteekt?” Ik wil u niet op gedachten brengen, maar dat is waar de gemiddelde
twaalfjarige aan denkt bij het zien van een collectezak.
Mijn antwoord luidt dan: als iemand er geld uithaalt, dan trekken wij ons daar
niets van aan. Je geeft aan God en God ziet wat je geeft en wat je niet geeft en
wat je steelt.

Dat is exact waar het in het verhaal van de weduwe over gaat. Er staan op het
tempelcomplex dertien offerblokken. Jezus – God – kijkt ernaar en ziet dat
velen veel geven. God kijkt natuurlijk op een andere, veel diepere manier dan
wij. Jezus ziet dat vele rijken veel geven van hun overvloed.
Voor ons land op vandaag kon ik er niet goed aan uit. Voor de situatie in
Nederland heeft onderzoeksjournaliste Irene van den Berg een artikel
geschreven waarin ze stelt dat de tien procent laagste inkomens ongeveer 1,16
procent van hun inkomen geven aan goede doelen. De tien procent hoogste
inkomens schonken 0,44 procent van hun inkomen.
Dus concreet:

- Iemand verdient 1200 euro in de maand, die geeft bijna 14 euro per
maand aan goede doelen.
- Iemand verdient 12000 euro per maand, die geeft bijna 53 euro per
maand.
Het Oude Testament geeft aan: tien procent van de opbrengst van de akker is
voor de tempel en van veestapel geef je elk eerstgeboren rund, schaap, geit,
noem het, aan de Heer. Het is een zeer doorzichtig systeem, zonder extra-
legale voordelen en verborgen ontsnappingsroutes op de belastingsbrief.

Maar hoe je ’t ook draait of keert…
In beide gevallen valt hetzelfde op:
Het hoogste inkomen houdt bij het betalen van tienden 9720 tot 10761 euro
meer over per maand dan het kleine inkomen.
Misschien daarom dat er in het Nieuwe Testament nauwelijks nog over tienden
gesproken wordt, toch niet als regel voor ons, christenen.
Maar zou dat ook betekenen dat God het plots niet meer belangrijk vindt dat
we geven? Zou de komst van Jezus en de kruisdood van Jezus ertoe leiden dat
wij naar hartenlust al ons geld voor onszelf zouden kunnen houden?

Ik denk dat God daar wel mee bezig is, met onze bankrekening. En wel in
dubbele zin, dat Hij ervoor zorgt dat we meer dan voldoende hebben en
anderzijds dat iedereen ook juist kan meedoen aan het systeem waardoor allen
meer dan voldoende hebben. Terwijl ik deze tekst aan het herlezen was, kreeg
ik een appje van een gemeentelid, dat mij schreef: ik moet een gigantische
rekening betalen, maar God voorziet. Het is niet zoals ik wil, want ik wil van
anderen helemaal niet ontvangen. Maar ik moet nederig zijn, nu, en blij zijn dat
Hij mij op weg helpt, door andere mensen heen.
Zo werkt God. En het is prachtig als je dat kunt zien of kunt ervaren.
Vaak geven we vrij onverschillig. Iets wat nog in je portemonnee zit of wat
meer als je een groter saldo hebt dan anders of wat minder als het wat
moeilijker is…

Het Oude Testament houdt een vast percentage aan. De samenleving kan erop
rekenen! Als je Deuteronomium in moderne bewoordingen had gestaan, was
het vast een machtiging of een doorlopende opdracht geweest. In elk geval niet
iets vrijblijvends.
Jezus, bekijkt, de offerblok in de tempel en ziet veel rijken veel geven. Maar dat
is ook makkelijk. En wat is veel? En wat is rijk?
Als je leuke spulletjes kunt kopen of kleren of een fiets die net iets duurder
zijn… dan ben je niet arm, toch?

En Jezus stelt het nog veel scherper: hij zegt; de rijken geven van hun
overvloed. Als we vorige week bewaarbare voeding binnenbrachten voor de
sociale kruidenier, kwam in iemand dan het idee op: ik ga deze week wat
soberder eten, zodat ik veel meer kan schenken aan wie het echt nodig heeft?
Het verhaal van vandaag bijt. Als het bijt, dan moet je zeker verder luisteren,
want in de Bijbel: geen wonden, zonder verzorging, geen wonden zonder zalf.
Straks worden onze wonden heerlijk gezalfd! Maar eerst even diep mee in het
verhaal.

Jezus zit nog steeds tegenover het offerblok en nu ziet hij iets heel anders. Een
arme weduwe gooit twee muntjes in de schatkist. Twee hele kleine muntjes.
Een dagrantsoen was twintig muntjes. Dus wanneer een arme moet toekomen
met 10 euro per dag voor de eerste behoeften, dan spreken we hier over twee
muntjes van een halve euro. Dat is een tiende van wat ze zou nodig hebben op
een dag. Niet een tiende van wat ze verdient, maar een tiende van wat ze
nodig heeft op een dag!!!
Het is dat wat Jezus ziet.
Zij gaf en zij had voor zichzelf tekort! Zij had tekort en zij gaf.
Ik ga opnieuw de vraag stellen: Als we vorige week bewaarbare voeding
binnenbrachten voor de sociale kruidenier, kwam in iemand dan het idee op: ik
ga deze week wat soberder eten, zodat ik veel meer kan schenken aan wie het
echt nodig heeft?
Het verhaal bijt in meerdere opzichten.

De weduwe doet de slechtste investering die je maar kunt doen, zou je denken.
Misschien zijn er wel mensen die nu denken: de tempelleiding zou haar toch
moeten tegenhouden, want ze moet genoeg te eten hebben. Wanneer de
gasprijzen erg hoog stonden, werd bij ons bijvoorbeeld het sociaal tarief
opgetrokken, zodat iedereen het wat beter aankon.
Andere denken misschien: schandalig dat het blijkbaar de bedoeling is dat
mensen die veel te weinig inkomen hebben ook nog moeten geven.
Gelukkig lazen we vorige week bij Paulus dat God liefheeft wie vrijwillig en
vanuit zijn hart geeft!!
God die mij liefheeft, hoor ik sommigen denken, allemaal goed en wel. Maar
Gods liefde kan ik niet opeten! Daar kan ik niet van leven.
Dat valt nog te bezien.
Er is toch het bekende verhaal van de evangelist George Müller. Hij werd meer
dan negentig jaar en leefde bijna de volledige negentiende eeuw. Hij richtte
vele opvanghuizen op voor daklozen en kansarme kinderen. Hij leerde de
kinderen altijd dat ze op God konden vertrouwen en dat God zou voorzien. Je
weet wel: Zoek eerst het Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid en al het
andere krijgt u bovendien.
Op een dag was alle voeding op. De kinderen zaten aan tafel met lege borden
en bekers voor zich. Alles was op en er was ook geen geld meer. De kinderen
werd gezegd aan tafel te gaan, net als elke morgen om zeven uur en George
Müller ging voor in dankgebed. Hij dankte de Here, dat er brood genoeg was,
alleen nog niet op de borden die voor ons staan. Hij dankte de Here dat er melk
genoeg was in het land, alleen nog niet in de bekers hier op tafel. Terwijl hij
uitgebreid had gedankt voor de voorzieningen van de Here voor de dag die net
was begonnen, werd er op de deur geklopt. Een bakker zei: vannacht kon ik
niet meer slapen. De Here gaf mij opdracht voor u broden te bakken. Een grote
kar vol manden met brood stond voor de deur en of de grootste kinderen even
konden meehelpen met uitladen. Juist toen iedereen rijkelijk van brood was
voorzien stopte er een grote melkwagen voor de deur. De wagen was kapot en
de melkboer moest direct van zijn melk af, want die zou niet de hele dag goed
blijven. Alle kinderen en bewoners werden rijkelijk voorzien van melk. Bron:
zoeklicht.nl

Wanneer de tekst uit Deuteronomium spreekt over tienden geven, dan staat
daar iets achter: De HEER, uw God, zal u erom zegenen in alles wat u
onderneemt.
Dat leerden we vorige week ook van Paulus: wie overvloedig zaait, zal
overvloedig oogsten!!
We zien in de Bijbel een systeem dat wederzijds voorziet. Of je nu aan de ene
of aan de andere kant staat: er wordt voorzien. Door jou of voor jou.
En in het verhaal van de weduwe zien we dat wat zij geeft, Jezus’ hart raakt. Zij
geeft niet van haar overvloed, maar van haar tekort. In veel kerken heet de
collecte ‘het offer’. Deze weduwe offert!
De vraag is: ben je bereid om te offeren? Dat klinkt toch anders dan “geven”…
De weduwe gaf, terwijl ze niets had. In haar eenvoud en gulheid spot ze met
ons. En zij heeft de volle aandacht van Jezus, van God.
De hoop van de weduwe was duidelijk niet gevestigd op geld. Ze bracht een
offer en wist dat God zou voorzien. Hoe zit het met u en mij? Haal je je
zekerheid bij je geld of bij God? Is je hoop gevestigd op je geld, of op God? En
hoe laat zich dat zien in wat je geeft?
Adonai Jire is één van de mooiste namen van God: God voorziet. Die naam
komt voor in Genesis 22, waar Abraham bereid is tot een ongelofelijk groot
offer, namelijk van zijn enige zoon, als God dat echt van hem zou vragen. Maar
God vroeg het niet; Hij voorzag in een dier dat als offer mocht dienen.
Wanneer wij geven, moeten we niet bang zijn: God voorziet.
Wanneer wij geven, voorzien wij ook in de dienst aan God én in de noden van
mensen die het minder hebben.
Het verhaal van de weduwe zegt ons dat we ons niet netjes aan de tienden
moeten houden en vervolgens in dure gewaden de beste zitplaatsen uitkiezen.
Zij zegt ons dat we altijd veel meer kunnen geven dan we doen. Zelf heeft ze
alles gegeven. In haar houding verwijst ze naar Jezus.
Hij heeft voor ons ook alles gegeven wat Hij had. Uitgeperst en gebroken heeft
Hij zich helemaal geofferd, het grootste offer dat ooit is gebracht. En God
voorzag rijkelijk in het eeuwig leven, en Hij gaf aan Jezus alles, alles, alles wat
Hij in handen had. En ook aan ons.

Daarom nogmaals de vraag: hoe afhankelijk zijn wij van ons geld? Hopen wij op
geld of hopen wij op God? Zijn we bang om te geven, omdat we bang zijn voor
tijden van tekort, tijden van onzekerheid? Of durven wij leven in vertrouwen op
die God die voor allen voorziet en oog heeft voor diegenen die tekort hebben?
En Hij ziet niet alleen diegenen die tekort hebben…
Op het einde van de tekst over de tienden staat toch zoiets moois: Elk derde
jaar moet u het tiende deel van de opbrengst in zijn geheel afstaan en het
opslaan in de stad. De Levieten, die geen grond bezitten zoals u, en de
vreemdelingen, de weduwen en de wezen die bij u in de stad wonen, mogen
daarvan dan eten tot ze verzadigd zijn. De HEER, uw God, zal u erom zegenen in
alles wat u onderneemt.
En daarom, omwille van die God die het met iedereen, met iedereen goed
voorheeft, kunnen wij met een gerust hart en met vreugde geven. Het is Hem
ook tot vreugde en dan kan Hij zijn zegen rijkelijk uitdelen.
En als iemand niet geeft, of als iemand het in zijn hoofd zou halen om iets uit
de collectezak te halen… wij gaan daar niet over.
Het is onze taak te vertellen hoe God werkt en hoe Zijn zegen rijkelijk kan
stromen.

Details