Op een ezelin en een veulen
Beschrijving

Een voordeur is een deur, een speelplein is een plein. Wat zou Palmpasen dan zijn?

We hebben een bekende tekst gelezen, een overbekende tekst. Maar het is de eerste keer dat mij zo intens het Pasen opviel in Palmpasen.

Aan de voet van de Olijfberg stuurt Jezus twee leerlingen uit. “Ga en vind een ezelin en een ezelsveulen”, twee last-dieren, dieren die gewoon zijn een juk te dragen, vastgebonden. “Maak ze los en breng ze bij me. Zeg dat de Heer ze nodig heeft…”

Sommigen zien het al…

Gebonden, dat zijn wij. Gebonden, als lastdieren, aan onze beperkte kijk, aan drukte en allerlei regelingen en ergernissen, aan dit leven dat ons altijd weer van onze vreugde lijkt te ontnemen, aan de zonde – we zijn gebonden aan de zonde: we doen wat we niet willen doen, we willen het niet en toch gebeurt het. Onze hoogmoed, onze scepsis tegen God, onze jaloezie, ons consumentengedrag…

Gebonden, dat zijn wij. Maar ook losgemaakt. Daar gaat Pasen over, over Jezus die ons losmaakt, die ons bevrijdt, meeneemt uit de zonde en de dood naar het eeuwig leven! “Breng ze bij me”, staat er in de tekst. Geef dat ze los mogen komen van zonde, van negatieve gedachten, van jaloezie en boosheid, van materialistisch denken. Jezus’ juk is zacht. Hij leidt ons naar groene weiden van warme relaties en een liefde die wat voor de ander over heeft.

Dat kleine verhaal – die paar verzen - is op zich al een voorafschaduwing van wat gaat komen, verwijst al naar Pasen. Maar het verbeeldt ook nog veel andere zaken én zo schrijft Mattheus – hij ziet het werkelijk overal – opdat de profeten in vervulling gaan!!

Nu gebeurt er wel dikwijls iets raars, wanneer Mattheus het over de vervulling van de profeten heeft. De mensen die de Bijbelstudie volgen, die weten dat onderhand al: Mattheus citeert een beetje uit de losse pols, zo lijkt het wel, maar hij wil ons al verbeeldend iets meer uitleggen. Dit evangelie heeft een bijzondere gelaagdheid. De profeet Zacharia, waarop Mattheus alludeert, spreekt twee keer over een ezel. Mattheus maakt er een duo van: een ezelin en haar veulen… en daar rijdt Jezus dan op. Je ziet het voor je, in brede spreidstand wellicht…

Er zijn zo van die verzen waar je beter niet te veel letterlijk bij stilstaat.

Mattheus legt in zijn hele evangelie de link tussen het oude en het nieuwe, dat wat aan Jezus voorafgaat en dat wat door Jezus komende is. Jezus is het scharnier, de deur tussen beide, de vervulling van het oude, zodat het nieuwe kan geboren worden. Het zou dus best kunnen dat het oudere en het jongere dier verwijzen naar de het Nieuwe Testament dat uit het oude voortgekomen is. Sowieso een tweeheid, een dubbelheid.

Jezus nadert Jeruzalem op een koppel ezels. Zijn triomfantelijke koningschap wordt pas in Openbaring beschreven: daar zit de koning op zijn paard. Hier op de Olijfberg moet nog van alles gebeuren. Ook koning Salomo reed op een ezel de stad binnen, de koning van de vrede, maar over welke vrede spreekt Pasen?

Het lastdier draagt het juk van de wet, de wet die constant overtreden wordt. Het Oude Testament spreekt over het volk dat steeds weer vergeet wie God is, zich omdraait en zich aan andere goden overgeeft.

Het lastdier krijgt mantels over zich heen. Op de grond worden als een loper mantels uitgespreid.

En neen, het is niet zoals in Los Angeles bij de Oscars, dat men de kleur van de loper aanpast om de sterren nog meer te laten schitteren. Hier wordt de grond heel anders bekleed. Het werd al gedaan in de tijd van koning Jehu, dat mantels een tapijt vormden op de bodem. Maar Jezus vervult al die beelden en verhalen. Hier krijgen de mantels een nieuwe betekenis:  bagadim, van het werkwoordje bagad, bedekken, frauduleus handelen en meer van die zaken die we liever bedekken… Wanneer Jezus langskomt, staan mensen uitgekleed te zwaaien en Hij, Hij draagt onze zonden met zich mee, vertrapt ze ook. Straks neemt hij de plek van de mensen in, uitgekleed en naakt aan het kruis.

Er zijn ook groene takken, die in psalm 118 al genoemd werden bij de juichkreet om de koning. Ook dat gebeurde voor koning Salomo: de mensen juichten toen zo hard dat de aarde beefde. Weer gaat de Schrift in vervulling. En er wordt in beide teksten geroepen: Hosanna, dat wil zeggen: Red mij toch, verlos mij toch! Weer klinkt Pasen door.

En dan wordt Jezus bij naam en toenaam genoemd: Zoon van David, gezegend de komende in de naam van de Heer, Hosanna, red ons, in de hemel, in de naam van God.

Maar dan rijdt Jezus Jeruzalem binnen en men wil weten wie die man is. De hele stad is in rep en roer, wat gebeurt hier? Jezus wordt hier niet meer Zoon van David genoemd en Gezegend die komt in de naam van de Heer. Neen, hier in Jeruzalem is hij de profeet uit het verachtelijke Nazareth in Galilea.

Het verhaal van Jezus gaat van climax naar anticlimax – de ontgoocheling is groot wanneer blijkt dat Jezus niet de politieke orde omver gaat werpen.  Zijn ezel zegt het al. Nederig tegenover de Romeinen te paard is zijn zachtmoedig koninkrijk van een geheel andere aard. En al wat daarna komt, is het een kwestie van geloof.

Het hele gebeuren speelt zich af aan de voet van de Olijfberg. De Olijfberg is een plaats die tot de verbeelding spreekt/ sprak ook. Vanaf het dorpje Bethfage had je een prachtig zicht op de tempel, zoals wij nu op de Rotskoepel. Want al in de oudheid was dit de plaats waar de Messias zich zou laten zien aan het einde der tijden. Op de Olijfberg bevinden zich vele joodse graven. De mensen willen dichtbij zijn, als Hij komt, in de naam van de Heer.

Op de plek waar Jezus ten hemel zou zijn opgevaren, zijn zijn voetstappen bewaard – voor wat het historisch waard is. Op die plek is een kerk gebouwd, zo’n duizend jaar geleden al. Aan de muren van die kerk hangen ringen. Want op Hemelvaartsdag willen alle denominaties daar toch hun aparte plekje hebben om te vieren…   Zo is de plek die allen met Jezus verbindt tegelijk ook een plaats van verdeeldheid, tegelijk een plek van vreugde en verdriet, zoals ook toen. Zolang we in de wereld leven is er dubbelheid, tegenstrijdigheid. In de wereld, evengoed als in onszelf.

En van die dubbelheid getuigt Palmpasen. Het is nog geen Pasen. De palmtakken juichen, maar het groen is morgen verdord. Heden Hosanna, morgen kruisig hem.

Wat is dat toch met de mensen, dat ze met de meute meeroepen… Mij valt het altijd op dat mensen zo ineens kunnen afgeschreven zijn. Van politici die te veel hebben geïncasseerd tot het bestuur van Anderlecht. Blijkbaar heeft de mens behoefte aan mee-ophemelen en mee-uitjoelen, vaak zonder enige nuance. Voelen we onszelf ook hoger, als we een held hoog aanslaan en voelen we onszelf een stuk beter als we een ander voor het vuil van de aarde kunnen verslijten? Welke diep-menselijke drijfveren zitten daarachter?

Jezus kijkt naar Jeruzalem. Hij zal haar straks bewenen. Een paar hoofdstukken verder bij Matteus staan woorden van Jezus: “Hoe vaak heb ik je kinderen niet bijeen willen brengen, zoals een hen haar kuikens verzamelt onder haar vleugels, maar jullie hebben niet gewild.” Jezus joelt Jeruzalem niet uit. De onwil van vooral de leiding doet hem diep pijn.

De stad staat dan ook in rep en roer, wanneer Jezus onder Hosanna op zijn ezel binnenrijdt. Het grootste offer van de geschiedenis, wellicht het grootste offer in de hele kosmos zal straks plaatsvinden en alles wordt in gereedheid gebracht.

Palmpasen is een vreugdefeest, want ja, Jezus zal Gods woord, Gods wil vervullen, maar tegelijk blijft het een dieppaarse zondag, want de diepe rouw hangt al in de lucht. Gods wil doen, hier op aarde, is ondankbaar en doet pijn.

Er is een prachtige film die deze dubbelheid als geen ander verbeeldt: Des hommes et des dieux. Zeven monniken trekken naar een het klooster Thiberine in Algerije. Ze zorgen daar voor de noden van de plaatselijke bevolking. Ze zetten zich helemaal in voor hun islamitische naaste. Helaas komen er terroristen aan de macht, die niets en niemand ontzien. De broeders krijgen de kans om naar Europa terug te keren, maar na dagen en nachten van gebed weten ze dat het hun roeping is om te blijven. Korte tijd later wordt het hele dorp afgezet. Enkele inwoners worden de keel overgesneden. De broeders horen een helikopter boven het klooster cirkelen en weten dat hun einde nabij is. Samen nuttigen ze hun laatste avondmaal, met vreugde op hun gezicht, vreugde, omdat ze hun roeping, de stem van hun God zijn gevolgd. Maar ook de zorgen om het lijden staan in de uitdrukking van hun gelaat beschreven. Dat alles op de melodie van Tchaikovsky’s Zwanenmeer, het verhaal van twee geliefden die na lange tijd elkaar terugvinden, maar uiteindelijk samen verdrinken.

Die twee thema’s samen, de vreugde om Gods wil te doen, en de pijn bij de gedachte te moeten doen wat je moet doen, dat is Palmpasen. Dat is wat Jezus, onze Heer, voor ons heeft gedaan. Zijn koningschap was niet van deze wereld. Hij kwam voor ons, zondaars. Ten diepste werd hij geroerd door onze pijn, door onze zonde en door het lijden dat Hij zou moeten ondergaan. Ten diepste heeft Hij zich ook verheugd, omdat Hij de wil deed van de Vader en ons heeft gered van een leven dat baadt in zonde, in leugens, in oppervlakkigheid, in veel te weinig en omdat Hij ons heeft gegeven een leven met een diepgang, met liefde, met vreugde. Zo diep als zijn lijden, zo diep is de levensvreugde, waarmee Hij ons wil overgieten, vandaag en alle dagen en tot in eeuwigheid.

 

Details